Berigt-94: gezondheidszorg, deel 4 (uit: Rowol Toendertied)

 

Bij ieder huis was een put of een houten pomp. Sommigen hadden ook een regenput of -bak. De put was meestal aangesloten op een wel. Luut Veldhuis beschreef de watervoorziening in Roderwolde vóór de komst van de waterleiding.

 

Het drinkwater werd vroeger uit het grondwater gehaald. Dit grondwater werd op verschillende manieren naar boven gebracht. Vroeger waren er mensen (ook nu nog wel) die over de gave beschikten om een onderaardse wel op te sporen, de wichelroedelopers. Wanneer deze een wel ontdekt had, werd op die plaats, het liefst zo dicht mogelijk bij huis, een put gegraven.

 

undefined

 

 

 

 

 

Wichelroedeloper uit een 18e-eeuws boek over bijgeloof (afb. Wikipedia).

 

 

 

 

 

 

 

Deze putten werden vroeger opgezet van turf, later ook wel van steen. Dan werden de stenen niet met specie gemetseld, want het water moest tussen de stenen door in de put kunnen sijpelen. Zo'n put kon men gewoon gebruiken door hem van boven af te sluiten met een houten deksel of door er een muurtje op te metselen en deze met een deksel af te dekken. Daar kwam een putemmertje bij, voorzien van een touw of "puthaak", een lange stok met een haak aan het eind om het emmertje aan op te hangen. Vooral in droge tijden, of in winters met langdurige vorst was het waterpeil vaak heel laag.

 

De putten in Roderwolde waren meestal van boven dichtgemaakt en voorzien van een houten pomp. In later jaren zag men ook veel ijzeren en koperen pompen. Deze houten pompen waren een staaltje van zuiver vakmanschap. Alles uit de hand gemaakt. Hij bestond uit een boomstam van ± 3 ½ meter, met een diameter van 25 à 30 cm. De stam was in de lengte doorboord met behulp van een speciale "pompboor" met een gat van ± 10 cm. Het gedeelte bovengronds (± 1 ½ m.) werd vaak achtkantig gemaakt "want het oog wil ook wat", en een uur arbeidsloon extra telde nauwelijks. Het water werd door de zuiger, verbonden met de zwengel, naar boven gebracht. Zij die de pomp buiten hadden (velen hadden hem ook onderdak) moesten zorgen dat hij 's winters goed tegen de vorst werd ingepakt. Van stro werd een soort band gedraaid, en die werd helemaal om de pomp heen gewikkeld om hem vorstvrij te houden. Ook moest men niet vergeten om op Oudejaarsavond de zuiger uit de pomp te halen, want deze was altijd een gewild artikel voor het "slepen" van de jongelui.

 

 

 

 

 

 

De pomp voor het huis van Douwes in Foxwolde (het oude huis van Jansma), stevig ingepakt tegen de winterkou.

 

 

 

 

 

 

Als het vee 's winters op stal stond kon men op verschillende manieren te werk gaan. De meeste boeren pompten twee emmers tegelijk vol, en zetten deze voor de beesten, die de emmers in één keer leegdronken. Zo werkte men de hele rij af. Zo ging men dan stal op, stal af, totdat al het vee van water voorzien was. Het was al wat makkelijker als de pomp via een goot door de muur verbonden was met een goot die voor de koeien langs liep, zodat men alleen maar hoefde te pompen en niet te sjouwen. Hier en daar was al een moderne boer die over "zelfdrinkers" voor het vee beschikte. Op de koezolder werd dan een grote plaatstalen bak geplaatst, waaraan het buizennet naar de drinkwaterbakjes gekoppeld was, één bakje op de paal tussen twee koeien. Die bak moest elke dag weer gevuld worden met putwater. Hiervoor gebruikte men een ander soort pomp dan de vertrouwde houten pomp: de zg. vleugelpomp, die door middel van een speciale constructie het water omhoog kon zuigen en tegelijkertijd naar boven kon persen. De modernste methode bestond in het gebruik van een electromotor met aangebouwde centrifugaalpomp.

Electriciteit was er in Roderwolde eerder dan waterleiding (1955), enkele boerenbedrijven hadden al vanaf 1925 een krachtaansluiting.

 

(dit Berigt is onderdeel van een serie artikelen uit het boek “Rowol Toendertied”)